Wereldwijd web

Wereldwijd web

9-6-2023


Enige tijd geleden kwamen na elkaar de auteurs van ‘Kruis en munt’ (2021) over de vloer van kerk en Mariëndal. Het waren de hoogleraren Lans Bovenberg (economie) en Paul van Geest (economie en theologisch denken). Ik woonde de lezing met gezellige nazit van de laatste bij. Het onderwerp interesseerde me, hoewel mijn werkende leven, bepaald door rooster en leergang, met echte economie niets van doen heeft gehad; klandizie, balans, winst en/of verlies in geld waren me er vreemd. Voor mij als ambtenaar moest er, economisch gezien, door anderen goed geld worden verdiend om me te betalen. De klanten werden me toegespeeld zonder dat ik er zelf moeite voor hoefde te doen. Dan is het op voorhand makkelijk theoretiseren over geldelijke eigen- en naastenliefde.
‘Kruis en munt’ gaat over de raakvlakken van Bijbelse theologie en economie. Het boek gaat over de harde kern van materieel samenleven, het geldelijk reilen en zeilen van de maatschappij. Hoe ben en blijf je daar elkaars economische ‘maat’? De samenleving bestond oorspronkelijk uit leefgemeenschappen van 50 gelukzoekers die zwervend rondgingen en het gevonden voedsel deelden. Vader en zoon McNeill laten in ‘Het menselijk web, de wereldgeschiedenis in vogelvlucht’ (2003) zien hoe door landbouw en veeteelt, met later de industrie, de ‘vaste woon- en verblijfplaats’ van stammen en volken in een streek, stad, land en uiteindelijk natie een feit werd. De reikwijdte van gemechaniseerd vervoer,
5
gesteund door de modernste communicatie via het digitale www heeft ertoe geleid dat we nu zijn beland zijn bij de economische ‘geopolitiek’ van zelfs werelddelen: wat ‘doen’ Azië, Europa, Noord-Amerika, de moderne opvolgers van de vroegere wereldrijken? Wat is dan de positie van een bedrijf, een handeldrijvend wereldburger bij deze schaalvergroting?
Luisterend naar Van Geest dacht ik aan het Place du Têtre in Parijs, waar je je kunt laten portretteren. Als je er om vier uur een kijkje neemt, is het gedaan en zie je de tekenaars hun flappen tellen. De indruk is dat vakbroeders elkaar niet snel laten vallen. Ze lopen druk heen en weer en het geld gaat van hand tot hand, er wordt gedeeld en gladgestreken. Wie deze dag weinig verdiend heeft, is tenslotte je collega, een vakgenoot die je persoonlijk kent. Maar zo eenvoudig kan het er op grotere, laat staan wereldschaal natuurlijk niet toegaan, denk je dan.
In de Epiloog van ‘Kruis en munt’ wordt onder het kopje ‘Naastenliefde en zelfliefde’ gerefereerd aan ‘The Welth of Nations’ van Adam Smith (1723-1790). Die gaf de eigenliefde de ruimte, maar dat hij haar destijds al koppelde aan naastenliefde zagen velen over het hoofd. Of beperkten het tot het ons-kent-ons van een volk, een natie. Hij zag onder het Bijbelse liefdesgebod de beide uitingen van liefde als aspecten van hetzelfde: liefde. ‘Heb uw naaste lief als jezelf’ (Marc. 12: 31) en ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen’ (Matt. 7: 12). Eigenliefde en naastenliefde vormen zo geen tegenstelling, ze mogen naar de geest in woord en daad geen liefdeloze heilloze tweespalt, dualisme, opleveren.
Jarenlang was ik geabonneerd op het tijdschrift ‘Wending’, maandblad voor evangelie en cultuur. Daarvan heb ik een themanummer bewaard: ‘Het bittere raadsel van de goede schepping’ (juli/augustus 1962). De inhoud cirkelt rond een denkprobleem, een paradox. De gelovige staat voor het raadsel dat God met strijd, lijden en dood een ‘gebroken’ wereld schiep en zo de eigen volmaakte Eenheid verbrak. Het Bijbelse geloof heeft namelijk tegenover elk dualisme steeds de volstrekte Oer-eenheid van God geplaatst: Hij is niet alleen de Enige, maar is ook en vooral Een.
Theoloog en psychiater Eugen Drewermann wijst in de bijlage ‘Tijdgeest’ van het dagblad Trouw (23/04) op wat de mens van nature eigen is: het geschapen zelfbehoud, de eigenliefde. Voor het exemplaar van de soort, ook de soort mens, is het instinctief onnatuurlijk zich kwetsbaar op te
6
stellen. De angst die dit meebrengt is in feite doodsangst. Maar ‘Dood, waar is je overwinning?’ schreef Paulus (1 Cor. 15: 55) toen hij Jezus leerde kennen. Hij hield zijn lezers voor dat ze zich niet angstig en onzeker moesten pijnigen met een krampachtige redenering omtrent Goddelijke Wijsheid, maar liefdevol onder Gods zegen naar elkaar moesten omzien. Dan geldt ook: een mens een mens, een woord een woord, want liefde zonder wederkerige trouw, betrouwbaarheid, stelt weinig voor.
Daarmee staat of valt ook de eendrachtige samenwerking die Bovenberg en Van Geest de lezer van hun boek optimistisch voorhouden. Ze stellen zelfs een win-win plus-situatie in het vooruitzicht: 1 + 1 = 3 (!); bij moordende concurrentie wordt het niets 1 -1 = 0.
Inclusief samenwerken moet het hart van de economie worden, waarbij men elkaars voorspoed als doel en middel ziet. Ze pleiten voor de spelregels van een eerlijk economisch Wereldwijd web in die richting. Dan zal er op alle niveaus heel wat onderhandeld en in wetten en voorschriften eerlijk vastgelegd en onderschreven moet worden. En nageleefd.
Wie hierin gelooft, hoopt op wederzijdse liefde en trouw die verwijst naar de ‘andere kant’, het transcendente. Een christen neemt deel aan de Maaltijd van de Heer met het offer van lof en dank voor de schepping van leven, het eigen leven, het leven van de ander. De angst voorbij.
Simon Kat