Meditatie Psalm 63

Meditatie Psalm 63

30-01-2012


Psalm 63

Zoals u weet geniet ik bij de Psalmenstudie zeer van het commentaar van Dr. Willem Barnard. Hij stierf in 2011 op 90 jarige leeftijd. Zijn laatste werk bestond uit 4 bundels uitleg over de Psalmen (samen ca. 700 pagina’s). Hij noemt het zelf een ‘stapel dagboekachtige aantekeningen’. Voor de lezer is het een uiting van grote persoonlijke betrokkenheid bij de psalmen, aangevuld met allerlei erudiete kennis van het hebreeuws, het Jodendom en de culturele setting van de psalmen etc. Barnard was de laatste jaren niet meer in staat om allerlei kennis nog eens te verifiëren en daarom spreekt hij van ‘dagboekachtige aantekeningen’.

Tot mijn grote verrassing las ik bij zijn bespreking van Psalm 63, de Psalm voor 22 januari, de Derde Zondag van Epifanie (= de Verschijning van de Heer) over zijn bezoek aan het klooster ‘De Achelse Kluis’. Het klooster ligt zowel in België als in Nederland, precies op de grens dus. Bij de monniken aan tafel in de refter wordt er niet gesproken, maar in het gastenverblijf zou je aan tafel kunnen vragen:’Mag de appelmoes even uit België hierheen komen?’ Het gaat mij echter om een naam die hij noem-de, de naam van Pater Michael Stumpel. Deze pater was de koorleider en de organist van de Kluis. Met ons Theologisch Studenten Dispuut ‘Koinoonia’ hadden wij jaarlijks een kloosterweek in de Kluis. De Trappisten verheugden zich altijd op onze komst, want onze stemmen verjongden de koorzang in hoge mate! Pater Michael bereidde ons voor op de getijdendiensten en oefende met ons en wij genoten zeer van zijn orgelspel. Barnard (na zijn emeritaat Oud-Katholiek geworden) vermeldt bij Psalm 63 dat de Oud-Katholieken de toonzetting van pater Michael in hun gezangboek hebben opgenomen.

Psalm 63 is vooral een lied van verlangen en verterend heimwee. Met de melodie van pater Michael heb je de woorden van de Psalm nauwelijks nodig. Overigens gebruiken bijna alle kloosters die dagelijks het psalmgebed onderhouden de vertaling van Ida Gerhard en Marie van der Zeyde, zeker de Benedictijnen en Trappisten en de monialen (vrouwen-kloosters). Het eerste vers van de psalm is een hartenkreet, hoewel het woord ‘hart’ er niet staat, maar ‘ziel’ en ‘vlees’. “O God, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. Van der Zeyde geeft dit compact weer met: “Al wat ik ben smacht naar U”. Ziel en vlees zijn geen louter psychologische en biologische begrippen, zij zijn meer. Barnard: “Waar het om gaat is dat er niet te ontsnappen valt aan de brandende dorst als die eenmaal tot een mens is doorgedrongen….”.

Het water is het zinnebeeld - en een afdoende beeldspraak - voor levenskracht. Wat water is voor een woestijnreiziger, is het ‘huis van de Heer’ voor een pelgrim. Een oase! Bij die oase heb ik zicht op U gekregen, staat er in vers 3. (Een goede reden om wekelijkse kerkgang na te streven, gemeente!!!)

De psalmdichter schrijft dan over ‘Uw kracht’ en ‘Uw Heerlijkheid’. Een beetje ver van ons bed. Maar zo sluiten wij ook het Onze Vader af, daar klinkt het vertrouwd! Vers 4 haalt het woord ‘goedertierenheid’ er bij. Barnard kan voor dat Hebreeuwse woordje ‘chèsed’, maar nooit een geschikt Nederlands woord vinden. Hij komt altijd bij het Engelse ‘mercy’ uit: genade, barmhartigheid. En ja, zegt de psalmdichter tot slot, als je dit hebt ervaren, wat kun je anders doen dan ‘U loven, mijn leven lang!’.

Ds. Pieter Masmeijer.